Navigatie overslaan

Tag Archives: blog


Voor Tirade schreef ik een maand lang brieven. Zo begon het met een brief aan een postbode, daarna aan Ton van Riemsdijk die vele honderden brieven aan Gerard Reve schreef maar nooit antwoord kreeg. Aan een fietsenmaker, een brief op de verjaardag van Jan Aelberts, een korte briefwisseling tussen Rosa en Levi, aan de oprichtster van briefopbestelling, Ans van de Van Baerlestraat, aan Z, een kaart aan X, een tweede brief aan Jan Aelberts, een aan de toiletjuffrouw in de Hema, een drankzuchtige man in de straat, een tweede brief aan de zakenvrouw van het jaar 2008, een aan Bernard Madoff, aan de mysterieuze ‘L’, een gerechtsdeurwaarder, bloemenman, de abonnees van de Dieren-weekkrant, aan Dolores, Herman Brusselmans, aan een man die tegen zijn pan schreeuwt, Tiny Haeck, de vrouw van Louis Nanet, aan de mislukte dichter, de familie Heijenberg, de sigaret, Johannes en uiteindelijk aan X.

Tirade430

In het laatste nummer van Tirade (nummer 430) is de voorpublicatie van een brief te lezen uit mijn debuutroman Levi Andreas. Dit nummer van Tirade staat in het teken van de brief. Ook hou ik vanaf maandag 19 oktober tot donderdag 19 november een ‘brief-blog’ bij op de website van Tirade. Elke dag een brief, speciaal voor u natuurlijk.

‘Lieve ouders, “Dear Parents”, Niet schrikken, jullie zoon Marcus leeft nog,’ schrijft Kester Freriks. In dit nummer veel brieven en stukken over correspondentie. David Pefko: ‘Lief 22-jarig meisje, Ik ga je niet vertellen waar ik ben, want anders sta je morgenvroeg op mijn stoep of trek je de rits van mijn tent open, of kom je het casino binnenlopen terwijl ik aan de roulettetafel zit te verliezen, of erger, je loopt de kerk binnen waar ik trouw met een meisje dat ik net drie dagen ken.’ Jan Aelberts: ‘A, Ik weet dat het geen zin heeft je te schrijven. Als je een tafel hebt, zal deze brief die hooguit waterpas plaatsen’ en Herman Pieter de Boer: ‘Geachte Bestuursleden, Ik richt mij tot u met een wellicht ongebruikelijk verzoek, ik ben enigszins beschroomd maar toch ook vastbesloten om me te uiten.’ Verder een essay van Jan Fontijn over de epistolaire liefde tussen Stendhal en zijn zuster Pauline. Op 19 september 1809 schreef Stendhal haar: ‘Zelfs wanneer ik zou trouwen, zou ik je altijd meer beminnen dan mijn vrouw.’ Ulli Jessurun d’Oliveira haalt herinneringen op aan de begintijd van Tirade. Hij kwam in de redactie dankzij Gerard Reve, die hem in 1959 uitnodigde een stuk te schrijven: ‘Knappe maar ook Aardige jongen, We hadden het er gisteren juist over, hoe voortreffelijk het zou zijn als je Lucebert eens interviewde.’ Ester Naomi Perquin schreef vijf briefjes om aan te treffen of achter te laten op een nachtkastje, een tegel, een bank, een lichaam en in een fles. Volgens Bart Slijper bestaan de mooiste literaire brieven uit maar een paar regels en Willem Wittkampf toont zich in zijn brieven een uitstekende en opgewekte huisbewaarder. Hanny Michaelis leert ons dat brieven over klemmende straatdeuren, lekkende kramen, stinkende badkamers en zwammenkweken in wc’s fascinerend zijn om te lezen. Poëzie van Kreek Daey Ouwens en Anne Vegter en een verhaal van Franske de postbode, opgetekend door Pepijn Lievens.

Verhalen van Thijs de Boer en Michel Ramaker en poëzie van Paul Bogaert, Robert Anker, Kira Wuck en René Huigen.

TIRADE.NU

klik op de link voor de blog

63137Foto: © Nora P. van den Berg

Het lijkt tegenwoordig bijna traditie te worden om je boek zeg al een jaar van te voren aan te kondigen. Sommige schrijvers hebben ergens op hun website een kleine bekendmaking of laten het per ongeluk eens vallen in een schrijfsel.
Het meest opmerkelijke is nog wel dat die boeken vaak nog geschreven moeten worden. Er zijn er bij die je bijna per alinea op de hoogte blijven houden. Tijdens het schrijfproces sturen ze mededelingen de wereld in als: ‘Ik ben versie drieëntwintig aan het bewerken.’ of vragen ronduit wat lezers van een bepaalde passage vinden. Er volgen dat discussies en soms schrijft de web-logger/schrijver: ‘Dank, daar heb ik iets aan.’
De schrijver maakt in de maanden voorafgaand aan de publicatie, de lezer medeplichtig aan het eindproduct.
Zou de mening van de lezers die reactie geven doorslaggevend zijn? Ik ben bang van wel.
Ikzelf heb nog niet inhoudelijk geschreven over mijn debuut roman, en dat heb ik expres niet gedaan, omdat ik vind dat het (nog) niemand aangaat en ook omdat het geen verassing meer is als het boek uitkomt.
Wat zou een uitgever of redacteur ervan vinden als de schrijver zeer gedetailleerd verslag doet van de regels die geschrapt worden, de flaptekst die maar niet voldoet aan de wensen van de schrijver? Of als de schrijver ronduit schrijft: ‘Ik heb nog maar 2 weken, dan moet het af zijn! Ik word gek!’ om vervolgens opgelucht verslag te doen dat hij of zij nog een paar weken extra heeft.
Ik kan me voorstellen dat de lezer er na al die uitleg en tal van te voren gepubliceerde alinea’s geen zin meer in heeft, of schrikt als deze na het lezen van het boek eens een kijkje neemt op de blog van de schrijver.
Ik zal mijn best doen u zo min mogelijk medeplichtig te maken, u moet dan wel beloven mijn boek te kopen.

Vroeger was een boek er. Plots. Dat was juist het leuke.