Navigatie overslaan

Tag Archives: kerstkind

Ik heb nooit van kerst gehouden en omdat ik ook nog eens op eerste kerstdag ben geboren (met het jaarlijks terugkerende ‘Ah, een kerstkindje, wat leuk!’ van mensen die ik dat jaar heb leren kennen) hou ik ook niet van mijn verjaardag.
  Omstreeks een jaar geleden schreef ik dit en er is dit jaar veel veranderd, maar het schreeuwen op de Dam is een traditie gebleven die ik graag nog vele jaren in stand wil houden. Ik ben van mening dat kerst de beste tijd van het jaar is om de longen uit je lijf te schreeuwen.
  Ik reed samen met mijn broertje door het centrum, opzoek naar een bar of restaurant die aan aan verschillende eisen moest voldoen: Er mocht geen kerstsfeer heersen (geen kerstbomen, kerstballen, siertakken), het moest niet te sjiek zijn, maar ook zeker geen bruine kroeg. Het moest er rustig zijn, maar niet té rustig (niet dat we de enige zouden zijn). Geen storende muziek. Geen lange wachttijden en het liefste een werkende en een echte open haard (geen sierhaard op gas). ‘We vragen niet veel,’ zei mijn broertje.
  Vorig jaar was het ons niet gelukt een plek te vinden, en ook dit jaar lukte het niet. We stonden op de Dam en keken naar de zwarte sneeuw. Er was geen mens op straat op de taxichauffeurs na, maar die stonden er altijd.
  ‘Misschien kun je me iets beloven,’ zei hij.
  ‘Wat dan?’
  ‘Dat ik komend jaar minder in je verhalen voorkom. En als ik ergens in voorkom, dat ik betaald word.’
  Dat deed me denken aan de wens van mijn moeder, die juist meer in meer verhalen voor wenste te komen en daar zelfs voor wilde betalen. Zei zei: ‘ik heb ook rechten David, of het nu positieve of negatieve dingen zijn, dat maakt me niet uit, als ik maar ergens voorkom!’
  Ik heb een gekke familie, neem dat van mij aan.
  ‘Ik beloof het,’ zei ik, maar daar was geen woord van waar, en dat wist mijn broertje, want mijn broertje kent mij vrij goed.
  ‘Iets minder dan. Of betere uitspraken. Ik zeg soms geniale dingen die je dan niet opschrijft.’
  Toen begonnen we te schreeuwen. Eerst waren er scheldwoorden die door het vervormen van onze stemmen leken op een andere taal, en later vogels die haarfijn geïmiteerd werden. Natuurlijk hoorde niemand ons, zoals altijd.