Navigatie overslaan

Tag Archives: knoflook

Ik mocht van de VPRO een boodschappenlijst opstellen voor de dagen op het vlot. Dat deed me denken aan La Grande Bouffe. Ik stelde me opeens voor dat ik elke dag uren in de keuken zou staan om ingewikkelde gerechten te bereiden en dat mijn dagelijkse radioverslag niet veel meer zou bevatten dan de beschrijving van mijn schranspartijen. Soms de geluiden van het eten en zelfs meer dan dat: De langst durende scheet in de filmgeschiedenis (Michel Piccoli liet die) zou ik overtreffen, op de radio, waar het ook veel meer impact heeft.

Ik kan heel behoorlijk koken, maar het bovenstaande zal er allemaal wel niet van komen, ik ken mezelf. Ik ga vast geen brood bakken zoals Paulien Cornelisse. De kans dat ik elke dag met een zak chips op de bank zit zoals Gerbrand Bakker, is veel aannemelijker, tenminste, als ik chips had besteld:

-1 pak pandan rijst
-2 pakken spaghetti (goede graag)
-2 halve liter potten tomatensaus met basilicum
-3 Parmezaanse kaas (groene pakjes van Zanetti, niet de zwarte!)
-2 pakken gerookte zalm
-1 doos biologische eieren (10)
-1 net rode uien
-Streng knoflook
-Rode pepers
-1 potje basilicum
-1 potje tijm
-1 potje oregano
-1 pak zalm uit de diepvries
-1 pak rundertartaar
-1 hele kip
-2 bekers crème fraîche
-Verse dille
-Mozzarella
-1 pot mayonaise met limoen
-3 blikken tonijn op water
-Verse koriander
-Verse peterselie
-Rozemarijn
-2 flessen witte wijn
-2 flessen rode wijn
-Stuk geitenkaas
-1 pakje roomboter
-2 pakken soja melk
-Courgettes
-Aubergines
-Paprika’s
-Trostomaten
-Champignons
-2 citroenen
-1 pompoen (een grote, anders 2 kleine flespompoenen)
-1 blik Illy espresso gemalen
-Vijgenjam
-Brood (2 vers, 1 afbak)
-Druiven
-Rode grapefruits
-Wortels
-Broccoli
-Sperziebonen
-Aardappels
-Balsamico azijn (rood)
-Cayennepeper
-Fles olijfolie
-2 repen cote d’or melk

‘For research,’ was steeds mijn antwoord als iemand vroeg wat ik in Leicester deed. Niet alleen taxichauffeurs, maar ook mensen bij banken, in fotowinkels, het hotel waar we verbleven, overal leek men verbaasd, en dat is achteraf gezien niet verwonderlijk, want waarom in godsnaam ga je naar Leicester, Engeland?
    Samen met mijn vriendin vertrok ik per trein, via Brussel waar we garnalenkroketten en bonbons aten. Mijn vriendin zei dat ze van plan was zelf bonbons uit te gaan vinden omdat dat volgens haar het makkelijkste ter wereld was. Op weg naar het station bedacht ze er honderden. De beste waren volgens haarzelf de bonbon met knoflook, een met een vulling van mozzarella en een bonbon met een salamiworstje erin. Maar de allerbeste, zei ze met een grote glimlach, was een bonbon met een bonbon erin en daarom weet ik zeker dat er geen beminnelijker persoon op deze wereld rondloopt dan zij.
    Bij de paspoort controle van de trein door de tunnel naar Engeland, die volgens de folder niet door het water, maar door het slip van de bodem van het kanaal liep, zagen we een dansschoen op het bureau van de bagage controle staan. Het was een totaal versleten roze ballerina met enkelbandjes. Later in de trein werd er omgeroepen dat iemand zijn schoen was verloren en dat die af te halen was bij de treinmanager.
    Ik wilde naar de plek waar het romanpersonage uit mijn nieuwe boek woont. Om te zien waar hij werkt, eet en drinkt, hoe het er ruikt, wie zijn buren zijn. Waar hij zijn Leicester Mercury koopt en dan niet alleen van horen zeggen of met hulp van Wikipedia, maar alles met eigen ogen zien.
    In het Hilton hotel kregen we een kamer voor gehandicapten. De eerste avond sliepen we in een bed omgeven door rode koorden waarover een kruier zei dat als we daar aan zouden trekken, hij binnen enkele ogenblikken in de kamer zou staan. De wc deur kon niet op slot, dat leidde tot lange tochten naar de openbare wc’s in de lobby.
    Toen we de volgende dag een normale hotelkamer kregen (Did you get the disabled room? Oh that’s sad…) en de stad gingen verkennen, begonnen we beiden steeds neerslachtiger te worden. De buitenwijk waar het hotel lag deed me denken aan de buitenwijken van Athene; grote snelwegen met enorme shoppingmalls aan de rand van de weg. Autodealers, sanitair mega-stores, meubelboulevards, wedkantoren en absurd grote bankfilialen waar ze op de puien adverteerde met levensverzekeringen. We liepen de grootste supermarkt in die ik ooit in mij leven zag. Op de afdeling watersport keken we naar de surfplanken en surfpakken en zei mijn vriendin dat er hier toch geen water in de buurt was. Ik hoorde haar niet, want ik keek naar een stapel Creusetpannen die negentig pond per stuk waren. ‘Er is hier toch geen water in de buurt! Negeer je me ofzo?’ vroeg ze nogmaals. ‘Er is hier toch geen water in de buurt?!’ schreeuwde ze door de onmetelijke ruimte. Nergens dus, nergens was water te vinden maar toch verkochten ze surfplanken, wetsuits en verschillende soorten strandhanddoeken. De toon was gezet, want al snel bleek dat Leicester vooral ging om wat er juist níet te vinden was.
    Het enige wat je gelukkig kan houden in Leicester bleek een lekkere maaltijd te zijn. We bezochten Indiase restaurants, Sushi-barren, homemade hamburger restaurants waar het rundvlees traceerbaar was, een kleine Italiaan waar ze moeilijk deden over mijn Parmezaanse kaas obsessie, –Ik schijn mijn pasta met belachelijk veel kaas te eten– en het ontbijt in ons hotel, dat bestond uit smakeloze roereieren op zompig brood en bacon en worstjes die we moesten laten staan.
    Op het dak van een verlaten slachthuis fotografeerde mijn vriendin waar het allemaal om draaide; The Montfort house, een vijftien verdiepingen tellend flatgebouw midden in de stad. Grauw en deprimerend van buiten, van binnen een plek om zelfmoord te plegen. Lage plafonds en piepkleine raampjes die uitzicht boden op de hele stad. Het zijn prachtige foto’s geworden, dat verzeker ik u.
    Elke dag in de stad leek een aanslag op mijn gezondheid. Nooit eerder was ik zo moe, zo humeurig en zo verschrikkelijk gehecht aan thuis als daar. De bewoners waren bijzonder vriendelijk rond de middaguren, maar in de avond sloeg alles om in een onbekende en niet te plaatsen agressie, een bijna voelbare slechtheid van de stad en zijn inwoners. Er was niets meer te doen dan eten en drinken, er was één bioscoop te ontdekken waar ze films van een jaar geleden speelde en het ene museum was nog treuriger dan het andere. Op een avond werden we na het fotograferen achtervolgd door een man waarvan wij zeker wisten dat het een drugsdealer was. We namen de raarste steegjes en elke keer dook hij weer op aan de overzijde van de straat. Uiteindelijk zijn hem kwijtgeraakt door een Chinees restaurant op Charles Street in te vluchten waar we noodgedwongen een van de smerigste maaltijden ooit aten.
    Het enige hoopvolle in Leicester is dat ze bij de drogist paracetamol-codeïne verkopen zonder recept.
    Mijn grootmoeder heeft er altijd een sport van gemaakt om alle mogelijke asbakken die voor haar neus stonden mee te nemen, toen ze stopte met roken liet ze de asbakken die ze tegenkwam staan. Ikzelf heb er altijd een sport van gemaakt werkelijk alles wat onbemand voor mijn neus staat mee te nemen, mijn vriendin is mogelijk nog erger maar daar kan ik niets over vertellen. Ik ben nu de gelukkige eigenaar van een aantal espresso kopjes in verschillende maten die ze voor mij heeft gestolen. Ikzelf stal een witte badjas waarin ik kan wonen en hele serie verzorgingsproducten van Dermatologica, en een zwembroek van Speedo waardoor we niet meer langs de ingang van het zwembad in het hotel konden lopen omdat daar een jongen achter de balie stond (die door mijn vriendin ‘poolboy’ werd genoemd) waartegen ik had gezegd dat ik later nog even zou komen afrekenen. De ochtend van vertrek verlieten we het hotel via de nooduitgang, over de parkeerplaats, in tegengestelde richting naar de lobby om poolboy te omzeilen, want niets is zo erg als in een goed dievenhuwelijk op het laatste moment gepakt worden.

ansjovis

Foto: © Nora P. van den Berg

Trouwe lezers kunnen zich dit verhaal nog wel herinneren.

Nu kunt u alles van een andere kant bezien.

Op het moment dat hij het straalkacheltje in de berging zet is de winter voorbij voor Augusto. Hij grijnsde ernaar en sloeg de deur met een klap dicht, alsof hij zou willen zeggen: ‘Jou wil ik een hele tijd niet zien’

Dat hij al die maanden zijn huis nauwelijks heeft verlaten maakte hem weinig uit, daarbuiten heeft hij niet zoveel meer te zoeken. Als hij boodschappen doet, doet hij ze haastig, zonder naar de mensen te kijken, zich een weg banend door de schappen, zich continu afvragend hoe hij in godsnaam weer thuis zou moeten komen.

Als hij voor de spiegel staat ziet hij een jonge man met zwart golvend haar, een gladde huid, een rimpelloos voorhoofd. Soms nog balt hij tevreden zijn biceps in die spiegel. Maar wie Augusto op straat zou tegenkomen ziet iets geheel anders; een stokoude man waaruit elke kracht verdwenen lijkt te zijn, die zich met moeite voortbeweegt.

Vanuit zijn raam heeft hij uitzicht op een school, hoewel zijn ogen slecht zijn moet hij altijd lachen als hij de kinderen op het plein ziet spelen. Hij droomt dan weg bij de gedachte weer zes jaar te zijn.

Die middag besloot hij te gaan koken. Het was de eerste keer in weken dat hij de moed had zijn jas aan te trekken, zijn boodschappentas uit het kleine gangkastje te halen, en de tram naar de grote supermarkt te nemen.

Hij merkt hoe de stoeptegels anders aanvoelen, hoe hij meer moeite heeft met de drempel van de tram, hoe hij langer dan vroeger naar geld in zijn portemonnee zoekt voor een kaartje.‘Laat u maar iemand voor, ik ben wat kwijt,’ zegt hij tegen de bestuurder.

De indeling van de supermarkt was veranderd, vroeger wist hij precies waar de blikken tomaten stonden, kon hij op de tast het brood vinden, kon de koffie ruiken.

Augusto is zo iemand die zelfs zijn leeftijd niet zou durven opbiechten. Hij liegt vrijwel altijd over zijn leeftijd, ontkent zijn ouderdom ronduit.

‘Ansjovis? Wat is dat?’ vraagt een jongen wiens gezicht hij maar amper kan zien.

‘Een vis, of een visje eigenlijk,’ zegt hij.

‘Aan het einde van het pad de tweede links,’ zegt de jongen.

Als hij voor de afwasmiddelen staat bedenkt hij zich dat de pastasaus van zijn moeder best zonder ansjovis kan.

In de tram klemt hij de boodschappentas stevig tussen zijn benen. Hij voelt de zon op zijn gezicht schijnen. Hij houdt zijn ogen gesloten.

Thuis stalt hij de etenswaren uit op de keukentafel, zakt neer op de kruk en kijkt langdurig naar het pak pasta wat hij heeft gekocht, de tomaten, het zakje parmezaanse kaas. De rode pepertjes die alleen per twee gingen. Hij schudt zijn hoofd, zucht een paar keer diep.

‘Maar is het nog goed?’ vraagt hij over de telefoon.

‘Ja, er staat…wacht even…er staat: 13 maart, over drie jaar.’

‘Dat is nog een hele poos,’ zegt hij.

‘Misschien overleeft het ons.’

‘Dat zouden we toch niet willen, of wel?’

‘Nee natuurlijk niet. Ik kom eraan, het kan wel even duren, ik ben nog niet aangekleed.’

In de keuken zet hij de pannen op het aanrecht, vroeger ging er geen dag voorbij dat hij niet kookte, nu doet de thuiszorg dat voor hem.Met verbazing kijkt hij naar de vele pannen die hij bezit.

Hij welt de tomaten en ontvelt ze kundig, bedenkt zich dat als het moest, hij het blind zou kunnen doen.De knoflook snijdt hij op een bordje, precies zoals zijn moeder dat deed, de uien kerft en versnippert hij met één hand.

Als de saus op het vuur staat loopt hij naar de spiegel en kamt zijn haren. Dan maakt hij de eettafel leeg en staart naar buiten.

Als hij terugdenkt aan de pastasaus van zijn moeder kan hij zich de keuken herinneren, zelfs het keukengerei, de felgekleurde teiltjes onder de gootsteen, zijn moeder met een schort om, zijn vader in de hoek, zijn handen nog zwart van de aarde.

Terwijl hij terug denkt aan het kippenhok in de tuin ziet hij hem staan voor het raam. Hij is oud geworden, en krom, valt hem op.

‘Het was een helse tocht,’ is het eerste wat hij zegt als hij binnenkomt.

‘Geef je jas maar,’ zegt hijzelf.

Samen zitten ze aan de keukentafel, wachten tot de pasta gaar is. Hij kijkt naar zijn broer. Hij heeft zijn haar strak naar achteren gekamd, precies als toen hij vijfentwintig was. Hij raspt de kaas en denkt terug aan de keren dat ze zo tegenover elkaar zaten. Ze waren jong, hadden daarvoor samen in een wastobbe gezeten, zijn moeder had hun ruggen gewassen en ze daarna voorzichtig afgedroogd. Zijn broer zucht en steunt bij elke plak brood die hij snijdt. ‘Moet het er niet in?’ vraagt hij.

‘Het moet op het laatste moment, anders smelt het,’ zegt hij.

‘Nee, moeder deed het als eerste, met de uien.’

‘Maar anders smelt het, ansjovis smelt Dolores.’

Als ze eten hoor je het gesmak, het knisperen van het brood en het krassen van de vorken, verder is het stil.

‘Jij at vroeger toch véél sneller,’ zegt zijn broer.

Hij knikt en wil wat zeggen, maar heeft zijn mond vol.

Voor de liefhebber:

Pasta van de moeder van Augusto en Dolores.

-1 pak pasta naar keuze

-1 rode peper

-1 blikje of potje ansjovis op olie

-olijfolie

-6 tomaten

-1 rode ui

-4 tenen knoflook

Wel de tomaten en ontvel ze, snijd ze in kleine blokjes.

Snipper de ui en bak ze in een flinke laag olijfolie. Snijd de peper fijn en voeg toe aan de uien. Kook ondertussen de pasta (dat is handig, dan kunt u sneller aan tafel)

Voeg de 4 tenen knoflook toe, u kunt een knoflookpers gebruiken, maar beter is het om ze in niet al te kleine stukjes te hakken. Zorg dat de knoflook licht van kleur blijft,dit komt de smaak ten goede, het mag zeker niet aanbranden in de hete olie.

Voeg dan de tomaten toe, en laat het geheel goed doorpruttelen op een laag vuurtje.

Als laatste voegt u de ansjovis toe, hoewel Augusto al opmerkt dat ansjovis ‘smelt’ is het nog beter om de ansjovis gewoon zeer fijn te snijden, voor een goede verdeling in de saus.

U dient de pasta op met Parmezaanse kaas of Pecorino.