Navigatie overslaan

Tag Archives: koffie


In het Griekse restaurant werkte een ober die weinig plezier in zijn leven leek te hebben. Steeds zuchtte hij diep en aanstellerig en na het opnemen van onze bestelling probeerde hij grapjes te maken, maar kon zich er niet toe zetten er op de juiste manier bij te kijken, dus kregen we het idee dat hij ons aan het beledigen was.
Toen ik voorzichtig om mayonaise vroeg, stond hij een tijdje stil, schudde zijn hoofd en vroeg toen: ‘Mayonaise, meent u dat nou?’
We knikten beiden en ik vroeg wat er zo raar aan was.
‘Bij een Griekse maaltijd mayonaise, dat hoort niet, dat is niet Grieks!’ zei hij en bleef maar zijn hoofd schudden.
Totale onzin, want in de tijd dat ik in Athene woonde had ik al gezien dat mayonaise daar vrijwel net zo populair was als hier. Ik dacht nog: arme man, zolang van huis, straks kom je terug en zie je overal mayonaise, maar ik zei natuurlijk geen woord. Mijn vriendin wel, die mompelde: ‘De Clercqstraat is ook niet Grieks.’
We kregen mayonaise.
Bij het afruimen van de borden stond de ober weer een moment stil en schudde zijn hoofd. ‘Alles is op,’ zei hij en wees verbaasd naar onze lege borden.
‘Ja,’ zeiden wij, ‘het was heel lekker.’
‘Hebben jullie de hele dag niet gegeten ofzo?’ vroeg hij en liep meteen weg.
Mijn vriendin geeft graag exorbitante fooien. Alleen al als ze ergens een koffie drinkt geeft ze een fooi die ongeveer gelijk staat aan de helft van de kop koffie. Ik zie dat als schuldgevoel, en toen ik voorstelde de ober helemaal geen fooi te geven (‘Geen cent krijgt die man,’ fluisterde ik), zei ze dat hij dan zou denken dat we gierig zijn.
‘Juist niet, dan weet hij dat hij iets niet goed doet,’ fluisterde ik. Mijn schaamte is de laatste jaren steeds minder geworden, en hoewel ik nog steeds niemand iets recht in zijn of haar gezicht durf te zeggen, en op de fiets nog altijd als eerste pardon zeg als iemand mij bijna dood rijdt, voel ik me in de horeca steeds sterker.

als de olijfbomen luisterenSoms, als ik weemoedig word naar het eiland, bel ik ernaartoe.
‘Hoe gaat het met het zaaien?’ vraag ik.
‘Goed, ik heb heel veel vlamtomatenplanten gekocht,’ zei hij.
‘Vlamtomaten?’
‘Ja, met gele en groene strepen, weet je dat nog?’
Als ik in de vroege morgen over het veld keek, waren die tomaten de meest opvallende. Het leek alsof ze in de fik stonden. Ze waren prachtig.
‘En dit jaar hebben we heel erg veel courgette en melizanes. Hoe heet dat ook al weer in het Nederlands?’
‘Auberignes,’ zei ik.
‘Aubergines. En er zijn al appels en de druiven, maar die zijn nog klein, maar straks is alles groot. Ik verheug me op de koningsvijgen.’ Op de achtergrond hoorde ik de krekels.
‘En qua mest?’
‘Qua mest…tja, heel moeilijk dit jaar. Ik ben vijftien keer heen en weer naar de geitenberg gereden, maar er is gewoon niet zoveel dit jaar. Er zijn ook veel minder geiten dan vorig jaar.’
Als ik het eiland heel erg mis dan vraag ik onbenullige dingen die dan heel serieus opgevat worden.
‘En de restaurants, zijn die al open?’
‘Iedereen is open, ook Jimbo.’
‘Jim!’ schreeuwde ik. Jim was naam van een toeristen winkel aan de voet van de berg. De eigenaar heette Dimitris, dus in het Engels ‘Jim’ had hij besloten. Hij bleek verre familie te zijn, net zoals vrijwel iedereen op het eiland. Ik werd altijd vrolijk van Jim.
‘Die lieverd!’ riep hij. We moesten lachen, want Jim had een heel gek stemmetje.
Ik vroeg hem naar de koffie. Of hij nog goede koffiebonen heeft kunnen vinden.
‘Nee, ze hebben alleen drie jaar oude Lavazza, maar daar is al lucht bij gekomen. Dus ik moet afwachten wat ze brengen volgende maand. Ik hou me nu bezig met de olijfbomen. Ik zei tegen ze: “als jullie minder dan tweehonderd liter maken, dan zaag ik jullie allemaal om!” en ik denk dat ze luisteren dit jaar.’
‘Ik weet zeker dat ze luisteren,’ zei ik.

Zie ook mijn allereerste post op deze blog</p