Navigatie overslaan

Tag Archives: matthias Reuter


Ik schreef hier, hier, hier en hier over project HIER. Samen met Jan Aelberts, Maartje Wortel, Marco Jonas Jahn, Matthias Reuter en Martin Huyn schreef ik stadverhalen (Stadtgeschichten) die 22 januari in Arnhem werden gepresenteerd in boekvorm. Mijn verhaal ‘Mijn vader was koning van de stad’ is in deze uitgave van de Wintertuin zowel in het Nederlands als in het Duits te lezen.

DSC00936‘De derde dag in Nijmegen. Zover is het dus gekomen,’ zegt Jan Aelberts vanmorgen.
We hebben gegeten, gedronken, eindeloos veel pistache noten gebroken, gelachen om Markim, opgemerkt dat de Duitsers enorme hoeveelheden fruit naar binnen werken, gezien dat Nijmegen na een uur of tien in de avond veranderd in een stilte gebied waar weinig meer te beleven valt dan die stilte. De studenten waren vertrokken. We hebben naar de daken gekeken en de zendmasten van de mobiele telefoonaanbieders, zagen meer oude mensen dan ooit tevoren, vaak met kratten Warsteiner bier. Verder zijn we wat gaan drinken in een groot café waar we besloten weg te lopen zonder te betalen (wat overigens zeer gemakkelijk gaat in Nijmegen), bezochten een bioscoop waar niemand naar de kaartjes vroeg en liepen langs verlaten cafés, zoals dat van Louis.
‘s Avonds klommen we in de bedstee van het Extrapool en schreven in bed.
Maartje Wortel had haar bedlamp uit Amsterdam meegenomen om zich een beetje thuis te voelen. Blauw met een witte olifant en een hondje.
Het fijne van een stad als Nijmegen is dat ik niemand tegenkom die ik ken, ik weet ook vrij zeker dat dat de komende dagen niet zal gebeuren. Fijn is dat.
Wel is uit onderzoek gebleken dat in kleinere gemeenschappen en steden vaker depressies voorkomen, ook drugsgebruik en alcoholisme komen hier in hogere mate voor dan in grotere steden. Maar eenzaamheid en verveling staan misschien wel bovenaan het lijstje.

Hier
Station Nijmegen was minder klein en aandoenlijk dan in mijn fantasie. Ook was ik verbaasd over de drukte, maar die was goed te verklaren; de stad werd bevolkt door honderden studenten die zichzelf gingen pijnigen tijdens een introductieweek.
De kennismaking tussen de Nederlanders, Belgen en Duitsers verliep vlekkeloos. Er ontstond geen ruzie, wel werden er grapjes gemaakt over het teruggeven van fietsen, maar slechts kort. Er werd over Mein Kampf gesproken, maar dan alleen omdat iemand zei dat dit boek binnenkort weer te koop zou zijn bij de betere boekhandel. Dat deed me echt deugd.
‘s Middags zaten we in de tuin en werd het al snel duidelijk dat ik een nieuwe held ontdekt had: Markim, een van de organisatoren van project Hier. Een bijzonder enthousiaste man met een roze zonnebril, korte broeken en Birkenstocks (iets wat Maartje Wortel heel sexy blijkt te vinden) en een ingenieus apparaatje om zijn sigaretten mee te rollen. Ik zou het vanaf nu alleen nog maar over Markim kunnen schrijven, maar dat kan altijd nog.
We aten ijs en spraken over het fenomeen poetry slam waar ik tot op heden weinig van begrijp, de drie Duitsers waren echte slammers vertelden ze.
Eigenlijk hadden we moeten gaan schrijven, maar eerst moest er gedronken worden. Uiteindelijk, aan het einde van de avond liepen we langs een totaal verlaten café dat “de verjaardag” heette en besloten we te gaan darten, geschreven was er nog altijd niet.
Louis, de eigenaar van het café vertelde hoe hij net na de invoering van het rookverbod zijn café had gekocht. Het was weliswaar stil de laatste maanden, maar Louis was hoopvol, hij wist dat alles goed zou komen. Tijdens de avondvierdaagse stond zijn café bomvol en viel precies om twaalf uur de muziek uit. Zijn versterker was doorgebrand. Louis vertelde, met een sigaret tussen zijn vingers, een glas bier in zijn hand: ‘Maar toen gebeurde het… iemand kwam naar me toe en zei: “Louis, ik ga mijn versterker thuis halen en dan gaat het feest gewoon door!” en zo geschiedde jongens, zo zie je wie je echte vrienden zijn, dat alles weer goed komt.’
Eerst won Dennis Gaens, toen Jan Aelberts en uiteindelijk won ik niet.
Later in de nacht vertelde Louis dat hij veertien jaar met een vrouw samenleefde en nu al weer tien jaar met een man. ‘Dit is min of meer een homo café,’ fluisterde hij, ‘ik hoop dat jullie dat wel weten.’
Dat wisten we niet, maar zo gaan die dingen dus: voor je het weet stop je met schrijven en ga je darten in een homocafé.