Navigatie overslaan

Tag Archives: poster

dsc00579Gisteren sprak ik een clown aan.
Hij was bezig de boom voor mijn huis in te pakken met posters waar hijzelf op stond, met rooie wangen en een panische blik in zijn ogen.
‘Bent u dat op de posters?’ vroeg ik.
‘Ja ja, dat ben ik,’ mompelde hij.
‘Hoe heet je?’ vroeg ik.
‘Benno,’ zei hij en trok een tie-wrap strak.
‘Benno, zou je je rommel ergens anders op kunnen hangen? Ik kijk uit op deze boom en wil niet elke ochtend met je gezicht geconfronteerd worden.’
Hij gaf geen kik en ging door. Ik had verwacht dat hij wat vrolijker zou zijn, misschien gekke dansjes zou maken, of dat er een ballon uit zijn borstzakje getoverd zou worden, maar helaas, Benno zei: ‘Ach man, laat me met rust, ik heb een kuthumeur!’
Nu heb ik clowns altijd gevaarlijke mensen gevonden. Naar mijn idee balanceert een clown op een gevaarlijk randje, voor je het weet verandert de piste in een bloedbad. Ik weet heel goed dat het vooral mijn fantasie is, maar toch.
Ik rookte een sigaret en keek naar zijn schoenen. Het waren gewone schoenen, niet echt de schoenen van een clown.
‘Denk je dat ik het leuk vind?,’ begon hij opeens, ‘ik kijk ook niet graag naar mijn kop, echt niet, maar het is mijn werk. Vroeger was ik schilder, toen keek ik graag naar mijn werk, nu niet meer.’
‘Ben je ongelukkig?’ vroeg ik.
‘Als ik thuis ben en mijn gezicht was, mijn kleren uittrek en in bed lig, dan niet.’
Ik ben nog nooit naar een circus gegaan, sommige mensen zeggen dat dat een groot gemis is, maar ik zie het nog altijd als een verstandige keuze.
Ik liep met hem mee naar de volgende boom en vroeg wanneer het circus zijn ‘deuren’ zou openen. ‘Over een paar dagen al,’ mompelde hij.
‘En dan wordt het zeker een groot feest, niet?’
‘Geen idee, dat maakt me ook geen moer uit, als ik maar rustig kan schijten en genoeg te eten krijg,’ zei hij, ‘meestal eten we elke dag nasi, en ik hou niet van nasi.’
‘Weet je Benno, ik heb een idee. Als je die poster bij mijn boom nou eens om zou draaien, naar de andere kant van de straat gericht, dan heb ik er geen last van.’
‘Geen denken aan,’ zei hij en liep naar de volgende boom, ‘weet je wat het probleem is? Mensen denken altijd maar dat wij grappig zijn, dat wij nooit een kuthumeur hebben en dat het bij ons thuis ook een groot circus is, maar dat is helemaal niet zo!’
Ik wilde hem zeggen dat ik dat nog nooit gedacht had, dat ik niet veel anders dacht dan dat een clown een ontspoorde idioot is, of een pederast, of een combinatie van die twee, maar ik zei: ‘Dat meen je niet! Laat ik dat nou altijd gedacht hebben!’
‘Zie je wel! Wij zijn óók mensen en dat vergeet men wel eens. We adverteren met “illusies op de millimeter” maar weet je, elke millimeter is ook echt illusie bij ons. Ik ben dat niet!’ schreeuwde hij en sloeg een paar keer tegen zijn afbeelding.

Nu hangt de poster er nog. Ik heb al vanaf vanochtend zin om hem met een dikke zwarte stift te bekladden met de meest vreselijke teksten, maar ik durf niet.