Navigatie overslaan

Tag Archives: vriendin


In het Griekse restaurant werkte een ober die weinig plezier in zijn leven leek te hebben. Steeds zuchtte hij diep en aanstellerig en na het opnemen van onze bestelling probeerde hij grapjes te maken, maar kon zich er niet toe zetten er op de juiste manier bij te kijken, dus kregen we het idee dat hij ons aan het beledigen was.
Toen ik voorzichtig om mayonaise vroeg, stond hij een tijdje stil, schudde zijn hoofd en vroeg toen: ‘Mayonaise, meent u dat nou?’
We knikten beiden en ik vroeg wat er zo raar aan was.
‘Bij een Griekse maaltijd mayonaise, dat hoort niet, dat is niet Grieks!’ zei hij en bleef maar zijn hoofd schudden.
Totale onzin, want in de tijd dat ik in Athene woonde had ik al gezien dat mayonaise daar vrijwel net zo populair was als hier. Ik dacht nog: arme man, zolang van huis, straks kom je terug en zie je overal mayonaise, maar ik zei natuurlijk geen woord. Mijn vriendin wel, die mompelde: ‘De Clercqstraat is ook niet Grieks.’
We kregen mayonaise.
Bij het afruimen van de borden stond de ober weer een moment stil en schudde zijn hoofd. ‘Alles is op,’ zei hij en wees verbaasd naar onze lege borden.
‘Ja,’ zeiden wij, ‘het was heel lekker.’
‘Hebben jullie de hele dag niet gegeten ofzo?’ vroeg hij en liep meteen weg.
Mijn vriendin geeft graag exorbitante fooien. Alleen al als ze ergens een koffie drinkt geeft ze een fooi die ongeveer gelijk staat aan de helft van de kop koffie. Ik zie dat als schuldgevoel, en toen ik voorstelde de ober helemaal geen fooi te geven (‘Geen cent krijgt die man,’ fluisterde ik), zei ze dat hij dan zou denken dat we gierig zijn.
‘Juist niet, dan weet hij dat hij iets niet goed doet,’ fluisterde ik. Mijn schaamte is de laatste jaren steeds minder geworden, en hoewel ik nog steeds niemand iets recht in zijn of haar gezicht durf te zeggen, en op de fiets nog altijd als eerste pardon zeg als iemand mij bijna dood rijdt, voel ik me in de horeca steeds sterker.


Een dag voor het nieuwe jaar wil ik u graag nog berichten over mijn verjaardag die op eerste kerstdag valt en waarover ik elk jaar heel stellig zeg dat het absoluut niet gevierd mag worden, maar altijd en eeuwig toch gevierd wordt omdat het kerst is.
Het is niet dat ik het erg vind om ouder te worden, want zoals mijn vriendin laatst opmerkte vind ik het leven zelfs vrij lang duren en kan haast niet kan wachten tot ik een oude man ben, terwijl zij denkt dat er geen leven is na de dertig.
Ik zeg altijd: ‘Dat is niet zo, dan begint het pas,’ en weet ook heel zeker dat dat zo is; mijn grootste wens is een oud echtpaar te worden en dan gezellig dood te gaan achter de geraniums. Mijn vriendin wil groots en meeslepend leven en ook groots en meeslepend doodgaan, dus daar liggen onze dromen vrij ver uit elkaar, maar ik denk dat het wel bijtrekt en zo niet zal ik ook groots en meeslepend gaan leven; ik kreeg van haar voor mijn verjaardag een reis naar Parijs, misschien is dat een eerste stap.
Mijn vriendin had voor de gelegenheid een rode trui met twee rendieren op de borst aangetrokken.
‘Sexy,’ zei ik zo zwoel als ik maar kan.
‘Ik ben niet sexy, ik ben een intellectueel.’ zei mijn vriendin.
Eigenlijk vind ik mijn verjaardag vooral vervelend omdat er dan werkelijk iets van me verwacht wordt. Allereerst moet ik opstaan. Dan moet ik vrolijk cadeautjes in ontvangst nemen, later drankjes inschenken en me meestal ontfermen over mijn grootmoeder die de laatste jaren het gevoel heeft dat het leven haar ontglipt en ‘buiten de dingen staat’.
We hadden een kalkoen gekocht en vijf liter olijfolie die bij thuiskomst van een dubieuze samenstelling bleek te zijn: ’51% olijfolie, 49% plantaardige olie’. Plantaardige olie kan in principe wel van alles gemaakt zijn.
‘Goedkoop is duurkoop,’ zou mijn grootmoeder normaal zeggen, maar tijdens mijn verjaardag zat ze met haar jas aan in de hoek bij een schemerlamp en zei geen woord. Ze heeft het altijd en eeuwig koud en vraagt soms hysterisch of er ergens een raam openstaat.
Om haar een beetje op te vrolijken mengde ik wat Gin door haar appelsap en hield vervolgens de hele avond dat glas in de gaten. Drinken doet ze ook steeds minder, dus zei ik steeds: ‘Smaakt de appelsap grootmoeder?’ en dan dronk ze snel weer een beetje en knikte gaandeweg de avond steeds iets vrolijker.
Mijn vriendin raakte in een verhitte discussie met mijn broertje die altijd advocaat wilde worden en nu opeens officier van justitie interessanter en imponerende vond. Hij zei dat hij iedereen in de cel wilde krijgen en mijn vriendin sprak over bewijslasten en schuld. Ik deed natuurlijk niet mee, want ik moest mijn grootmoeder strak in de gaten houden en laatst zei ik nog dat de twee piloten die in de twin-towers verdwenen waarschijnlijk ook in Guantanamo Bay zaten. Als je zulke dingen gaat zeggen moet je je absoluut niet meer in discussies mengen, zoals een zieke hond stilletjes de roedel verlaat sprak ik mijn grootmoeder zachtjes moed in.
Mijn moeder klaagt vaak dat ze zelden voorkomt in mijn blogs en daarom hierbij een stukje speciaal voor mijn moeder:
Ik liet mijn moeder mijn gereedschapskist zien, want net als zij hou ik van het veranderen van meubels en het verfraaien van huizen. Samen zaten we over tangen en beitels gebogen en ik liet zelfs even het bijzondere geluid van een Duitse Fein boormachine horen die ik samen met mijn vriendin een paar dagen daarvoor uit een volkstuinen-complex had gestolen.
‘Jullie zijn precies hetzelfde,’ mompelde mijn vriendin die in de deuropening naar ons zat te kijken.
Mijn moeder lachte en terwijl ze aan het wieltje van een mooie waterpomptang draaide begon ze over het bouwvakkers-decolleté van mijn vriendin dat ze een jaar geleden per ongeluk had gezien en zo mooi en ontroerend vond.
‘Jullie lijken écht op elkaar,’ zei mijn vriendin.
Aan het einde van de avond, toen er een servettenpropjes gevecht had plaatsgevonden en mijn grootmoeder onverwachts een rapper had nagedaan door galmend in haar mobiele telefoon steeds een woord te herhalen en daarbij – zij het gedwongen – een handgebaar te maken, dacht ik opeens aan mijn zevenentwintig jaar en dat ik een grote kans had om bijvoorbeeld al op mijn vijftigste te sterven aan een hartinfarct door het roken. Het was gelukkig maar een kort moment – tussen de steeds terugkerende vraag van mijn grootmoeder of ik een televisie wilde ophangen bij haar thuis en het papegaaien geluid dat mijn broertje vanaf de wc maakte – want al vrij snel droomde ik weer over dat oude echtpaar dat ongeveer in 2015 naar Griekenland emigreerden en daar samen midden in de bergen gingen schrijven en in leven bleven door het handelen in vodden en lappen en het drinken van gebotteld water. Echt, iets mooiers zou je mij niet aan kunnen doen.


Ik heb als kind altijd een gestreepte pyjama gewild. Een ouderwetse pyjama van stijve, gladde katoen, met knoopjes en een borstzakje. Ongeveer een half jaar geleden vertelde ik dat in een halfslaap aan mijn vriendin en gisterenavond kreeg ik mijn eerste, van haar die dat onthouden had. Het schijnt nog een hele klus geweest te zijn, want waar vind je een ouderwetse pyjama in een tijd dat iedereen in t-shirts slaapt?
Ik schijn er in uit te zien als een klein jongetje, maar dat maakt me weinig uit want nu ben ik dus helemaal klaar voor de plek waar niemand me toch ziet: een pyjama, witte badjas en kaplaarzen. Werkelijk, de wereld ligt aan mijn voeten.


Tussen 18 en 24 september zit ik gevangen op een vlot in het Lauwersmeer. Elke dag zal ik hier verslag doen van mijn eenzame opsluiting zonder telefoon, internet, televisie en vooral menselijk contact. Ik neem wat boeken, een paar cd’s, een camera en een deel van mijn nieuwe roman mee. Op papier, want mijn eigen computer moet ik thuis laten van de VPRO. Ik ga proberen een beetje te werken want ik zit met een deadline die ik heel serieus moet gaan nemen. Tijdens de afzondering zal ik misschien opeens bewust worden van die ernst, of zo in paniek raken dat ik mijn bed niet meer uit kom. In beiden gevallen kan niemand daar iets aan veranderen, want ik ben niet te bereiken.
Paulien Cornelisse ging mij voor en Gerbrand Bakker doorstaat, op het moment dat ik dit schrijf, zijn eerste dag op het vlot. Van Jan van Mersbergen leende hij een hengel en Jan is zo vriendelijk om ook mij die uit te lenen, al heb ik hem niet durven zeggen dat ik helemaal niet kan vissen, maar dat maakt misschien niets uit, niemand die me ziet.
Mijn grootmoeder vroeg een paar dagen geleden: ‘Is dat niet gevaarlijk, zo op een vlot?’
Ik zei: ‘Nee grootmoeder, er is zelfs een afzuigkap.’
Ik hou graag vol dat het een vlot is, maar het is natuurlijk gewoon een woonboot, met keuken, werkkamer, slaapkamer, douche en wc en dus een afzuigkap.
Elke dag zal ik opnamen maken die ‘s avonds worden uitgezonden tijdens De Avonden van de VPRO. Ergens in de middag zal ik bezoek krijgen van een koerier die mijn opgenomen radioverslag naar de studio zal brengen. Ook zal ik foto’s maken die op de website van Een kamer in het verleden te zien zullen zijn. Misschien schrijf ik zelfs wel een stukje over een meerkoet, een mislukte maaltijd of het plotse bezoek van een dikke hoestende man in een roeiboot die aan wal komt en niet meer weg wil gaan.
Ik neem een grote witte badjas mee omdat ik daar het liefste in schrijf. Aangezien ik geen bezoek zal ontvangen, op de koerier die de opnamen komt halen na, zal ik die badjas niet uittrekken. Misschien zal ik zelfs op het kleine eilandje waar het vlot is aangelegd, mijn witte badjas dragen. Misschien doe ik hem zelfs na dit project niet meer uit, alles is mogelijk.
De VPRO vroeg mij wat ik het meeste ga missen, en dat is niet het internet, of de telefoon, maar mijn vriendin, die aan wal blijft.