Navigatie overslaan

Monthly Archives: februari 2010


‘Je viel weg.’
‘Ja sorry, de lijn is niet zo goed, wat vroeg je?’
‘Hoe het met Lambis* gaat.’
‘Nou hij heeft eergisteren zijn Jeep in de prak gereden en rijdt nu in die grote SS auto van zijn moeder.’
‘Zijn lieve moeder!’
‘Wat een nare vrouw is dat. Wacht even, ik haal mijn koffie uit de tuin. Blijf je even hangen?’
‘Ja ik wacht.’
(Stilte, gerommel, een piepende deur, gepraat tegen de hond, heel in de verte krekels – die ook denkbeeldig kunnen zijn)
‘Waar hadden we het over?’
‘Over Lambis en zijn moeder.’
‘Ah, ja, Lambis, die idioot. Hij bracht me een paar dagen geleden weer zakken vol eten…’
‘Waar we toen zo ziek van zijn geworden?’
‘Ja, die klootzak. Ik zei: “Lambis, ik denk dat ik het niet aanneem.” Weet je wat hij zei?’
‘Nou?’
‘“Have it your way man!” En dan te denken dat hij ons vorige winter eten bracht dat ver over datum was. Hij wist dat heel goed hoor, daarom kregen we dat eten, als het nog goed was at hij het zelf.’
‘Dan gaf hij heel trots zo’n pak spaghetti, met een grijns…’
‘Goed tot 2003!’
‘I didn’t know, I really didn’t know!’
(gelach)
‘2003! Dat is toch niet te geloven. Hoe slecht kunnen mensen zijn…’
‘Wat een klootzak.’
(stilte, getik op de tafel)
‘We hebben het bijna altijd over Lambis Fasoulaki, weet je dat?’
‘Ja maar hij is de buurman en ik zie hem elke dag, dat is het probleem. Iets anders: je boeken zijn in orde en je platen ook, ik heb ze allemaal afgedekt. Er staan ook ik weet niet hoeveel schoenen, die heb ik ook afgedekt.’
‘Fijn.’
‘En ik heb een hele mooie kast gevonden, in zo’n blabla stijl… hoe heet dat, met van die krullen?’
‘Ik weet niet hoe dat heet, maar dat is toch niet mooi…’
‘Nou dat vindt men toch mooi? Hij is heel oud denk ik. Antiek.’
‘Zal wel niet echt zijn anders zetten ze hem niet op straat. Hoe heb je die kast thuis gekregen dan?’
‘Met Lambis.’
(stilte, zuchten over en weer)
‘Ik kots op zulke mensen.’
‘Tegenwoordig kots ik op iedereen, maar hij hielp me wel dat kastje te sjouwen. Daarna dronk hij alle wijn die in huis was op en viel in slaap op de bank.’
‘Slechte mensen, onderschat ze niet.’
‘Denk je dat ik gek ben ofzo?’
‘Nee maar voor je het weet overkomt je gewoon iets, dat is het probleem met slechte mensen, je ziet het veel te laat.’
‘Ja…’
‘Als de wijn op is bijvoorbeeld.’
‘Ja, bijvoorbeeld… Maar ik pak ze altijd terug, slechte mensen.’
‘Ja dat zit in de familie.’
‘Precies, onderschat ons niet.’

*Ik weet niet zeker of Fasoulaki zijn werkelijke achternaam is, maar het was wel de naam die hij mij in de winter van 2007 opgaf toen hij wat aanmaakhout kwam lenen. Fasoulaki betekent in het Grieks ‘boon’ en dat vond ik wel mooi. Hij was ergens in de dertig, ongeveer zo groot als een kind en een zware alcoholist en harddrugsgebruiker. Hij wilde altijd in het Engels met me praten omdat hij op die manier beter zou worden in die taal en ergens een nieuw leven kon opbouwen. Dat hij het Engels niet onder de knie kreeg werd al snel duidelijk en daarnaast had Lambis nog nooit een dag in zijn leven gewerkt, hij werd onderhouden door zijn moeder, een zeer omstreden vastgoedhandelaar die al haar land had betaald met de gouden lires die haar familie had verdiend tijdens de tweede wereldoorlog. De hele familie houdt zich traditioneel schuil tijdens ‘Ochi-dag’ Als hij bij mij over de vloer kwam draaide ik altijd de Mauthausen cantata van Mikis Theodorakis voor hem, ik geloof dat hij het nooit begrepen heeft. Al een jaar lang krijg ik, als hij heel eenzaam, dronken of stoned is (of allemaal), een sms van hem. De inhoud is altijd dezelfde: ‘Dave, I’m comming to Amsterdam next week, do you have a place for me to sleep? I only need a corner. Your good friend Lambis.’