Navigatie overslaan

Monthly Archives: november 2008

Toen ik de straat in liep zag ik dat er nog meer was veranderd, niet alleen de avondwinkel was bijna onherkenbaar geworden, ook de zwerver die er meestal voor de deur stond was een totaal andere zwerver.
Hij droeg een hoofdtooi met veren die ooit felgekleurd moesten zijn geweest, nu waren ze grauw. Zijn jas was van een onduidelijke, stugge stof en hij droeg een glimmend zwarte handtas.
Ik heb wat met zwervers, en zwervers hebben wat met mij. Niet alleen dat ze uitgerekend mij altijd en eeuwig om geld vragen en juist niet de persoon die naast mij loopt, nee er lijkt veel meer te zijn tussen mij en de zwervers. Er is sprake van een soort chemie.
Ik rookte een sigaret, en deed alsof ik een sms aan het versturen was, en zag hoe van de overzijde een man met een gitaar aan kwam lopen. Hij zag eruit als Bob Dylan, maar dan nog verwilderder. Hij groette de indiaan met: ‘Obama changes’ en hield hierbij zijn hand in de lucht.
Ik keek ondertussen naar de kerstverlichting om de lantarenpalen, die dit jaar van kleur waren veranderd. Vroeger waren ze groen met rood, nu wit met wit.
‘Wat gaat Obama veranderen mijn vriend, wat gaat hij voor ons doen mijn vriend?’ hoorde ik de indiaan zeggen. Bob Dylan murmelde wat onverstaanbaars maar ik hoorde toch weer duidelijk het woord ‘Change’ vallen. De indiaan zei hierna een paar keer nadrukkelijk: ‘Obama amehoela’ en plukte aan zijn tooi.
Het ging regenen en ze kropen samen in een portiek tussen een café en een lingeriezaak, ze hadden beiden hun handen diep in de zakken gestoken, ze keken allebei moeilijk en waren zachtjes aan het schelden. Opeens zei de indiaan: ‘Ik haat werkvergaderingen, ik haat ze zo verschrikkelijk!’ Bob Dylan beaamde dat door met zijn hoofd te knikken.
Toen ik teruglas wat ik getypt had terwijl ik stond te luisteren las ik tot mijn schrik: ‘Geef de mensen kleine stukjes hoop’
Toen was het tijd te vertrekken.

picture-113

‘Ik ben niet meer in staat liefde te geven, al hou ik van de liefde.’

  ‘Ik hou ook van de liefde.’

  ‘Ja maar jij anders dan ik. Liefde zit voor mij in hele andere dingen, juist omdat ik liefde misschien niet goed snap voel ik haar.’

  ‘Bedoel je nu wat ik denk dat je bedoelt?’

  ‘Ik bedoel dat ik soms over de stad kijk en liefde voel voor de daken, en weet dat ik daar ergens, ver weg geboren ben, onder een van die daken.’

  ‘Je bent in het ziekenhuis geboren.’

  ‘De plek waar ik geboren ben is nu geen ziekenhuis meer, het is een stadsdeelkantoor met draaideuren. Een ziekenhuis heeft geen draaideuren.’

  ‘Ik denk dat ik wil slapen.’

  ‘Ik voel liefde als ik over een hoge brug fiets, ik voel haar als ik bijna omver word geblazen door een stevige wind, als mijn gezicht onder de motregen zit. Als het opeens donker is.’

  ‘Mag ik gaan slapen nu?’

  ‘Is dat van ons echte liefde?’

  ‘Ik wil slapen.’

  ‘Ga maar slapen.’

secondlife-amsterdam

Hij vertelde mij een heel triest verhaal, een verhaal waar ik tot op dit moment nog steeds niets van snap.

  Hij vertelde het verhaal in een park waar ik toevallig rondliep, ik loop zelden in parken en als ik er loop, dan loop ik snel, omdat ik bang word van de natuur en meestal ook van het soort mensen dat in parken loopt.

  ‘U hebt een heel groot hoofd, weet u dat wel?’ zei de man.

   Ik knikte vriendelijk en maakte aanstalten om verder te lopen, richting het beeld van Picasso.

  ‘Heeft u misschien een sigaretje voor mij?’ hoorde ik achter me.

   Ik heb voor iedereen sigaretten, ik deel ze uit zoals een ander per bijbel het woord van god wil uitdelen.

   Toen hij mij om vuur vroeg, de sigaret in zijn mond had gestoken en een diepe zucht slaakte bij de eerste teugen zei hij opeens: ‘Ik ben de dupe geworden van Second life, maar niemand gelooft me!’

  Toen ik op het bankje was gaan zitten zag ik dat de man een hele dure jas droeg, zijn handschoenen gevoerd waren met konijnenbont, zijn sokken waren roze en hadden een zeer fijn visgraatmotiefje.

  Hij vertelde hoe hij op Second life terecht kwam en al zijn geld in zijn interieur aldaar had gestoken, hoe hij meerdere malen bestolen was, hoe zijn vriendin hem verliet, nee niet zijn echte vriendin; zijn Second life vriendin.

  ‘Maar het is toch allemaal virtueel, het is toch een onzinwereld?’ vroeg ik.

  ‘Dat dacht u maar, ik ben alles kwijt door Second life, er zitten nog schuldeisers achter me aan voor van alles en nog wat. Ik was er zo aan verslaafd dat ik elke maand mijn hele salaris over heb gezet op mijn rekening in mijn andere leven, ze hebben misbruik van me gemaakt, me kaal gepluk. Ik heb geen Linden dollar meer over.’

  ‘Uw tweede leven,’ zei ik en blies de rook net zo uit als deze man deed; met enorm veel kracht, met een diep slaken.

  ‘Mijn echte leven meneer, kijkt u mij eens aan, ik heb hier geen leven, dat was mijn leven, en nu ben ik het kwijt.’

  Ik vroeg hem wat hij ging doen, en hij zei dat hij het niet meer wist, dat hij bij al zijn familieleden en vrienden had aangeklopt maar dat niemand hem begreep.

  Ik schudde mijn hoofd en berekende hoe lang de afstand naar huis zou zijn; in meters, in meters die ik zou moeten rennen met de modernste zwerver van Nederland achter me aan.

 

11112

In moeilijke situaties zijn er altijd mensen die getuigen zijn.

  Bij een ongeluk is dat de ziekenbroeder, bij een psychische inzinking de psychiater en

bij overtreding van de wet een advocaat.

  Ik zei een keer tegen iemand dat ik de wet aan mijn laars lap, en zei daarna meteen

dat die opmerking natuurlijk nergens op sloeg en echt niet serieus genomen moest

worden. Dat was toen zelfbescherming.

  Ben ik een gespannen en soms zelfs paranoïde persoon, zo is mijn advocaat een ontspannen en bijna laconieke man. ‘Het komt wel goed,’ is de zin waar hij op afgestudeerd is.

  En dat was ook zo. Het kwam ook allemaal goed.

  Ik dronk een paar glazen wijn met hem in een restaurant in Amsterdam-zuid, ik had het idee dat onze relatie alleen op die manier ontbonden kon worden.  Maak je het uit met je geliefde door te zeggen dat het voorbij is; een advocaat nodig je uit voor een etentje.

  Toen ik tegenover hem zat bedacht ik me dat deze man mij in verschillende benarde situaties had gezien; tijdens het voorgerecht schoten al die beelden aan mij voorbij en zei hij alleen maar: ‘Nou daar zitten we dan.’

  Hij moest lachen om het gerechtshof en ergens sierde dat hem, zoals de bloemenman op de hoek moet lachen om de bloemenveiling, het leek vrij logisch.

  Meestal doe ik zeer grondig onderzoek naar mensen waar ik mee omga , maar ditmaal was het andersom; mijn advocaat wist meer van mij dan de meeste mensen. Ik wist inmiddels dat hij goed piano speelde en naar een sportschool ging in het centrum, ook wist ik dat hij een voorliefde had voor sportauto’s.

  Op een middag hadden wij afgesproken op een pleintje in een uithoek van Amsterdam, ik had die plek zelf gekozen, ik vond het een gepaste plek om met je advocaat af te spreken. We stonden naast een Maserati Quattroporte en hij zei opeens: ‘Dit is een auto voor jou, deze auto past bij je, deze auto is luxueus.’  Daarna bespraken we de zaak.

  Nu in het restaurant hadden we het over de kwaliteit van groente en fruit in Nederland, een onderwerp waar je snel over uitgepraat raakt. Zo geschiedde.

russische_boeken

‘Misschien is het maar het beste om vanaf nu alles wat ik zeg te zien als inhoud van een boek dat ik schrijf. Die boeken zijn er al, ze moeten alleen opgeschreven worden. In mijn hoofd liggen ze al in de schappen te wachten op hun aanbidders, eigenlijk kan ik ze al ruiken als ik langs de boekwinkels loop, ken je die geur van boeken?’

  ‘Ja die ken ik.’

  ‘Er zijn boeken die lekker ruiken en boeken die stinken, ik denk dat mijn boeken zullen stinken, ik hoop dat het aan het papier ligt.’

  ‘De geur van chloor?’

  ‘Nee zo’n zware lucht, zoals boeken van tegenwoordig ruiken, vroeger roken ze nergens naar, alleen als ze oud waren, maar van die lucht hou ik wel weer, dat is de geur van geluk.’

  ‘Misschien steken ze er straks de kachel mee aan.’

  ‘Doe niet zo raar.’

581

Gisteren bracht ik een bezoek aan de avondwinkel waar ik naar mijn idee zo’n beetje mijn halve jeugd heb gesleten.

  Het bezoek was per ongeluk. Ik fietste de straat in waar ik al jaren niet meer was geweest en eigenlijk voelde het als een bezoek aan een familielid dat je al langere tijd  niet meer bezocht hebt, iemand die van een eengezinswoning naar een bejaardentehuis is gegaan. En zo was het gisteren ook met de avondwinkel; alles was veranderd, op de vloer na was er misschien wel niets meer hetzelfde, en net zoals met familieleden die je langere tijd vergeet te bezoeken; niemand herkende me meer.

  Ik stamel nooit in winkels, voel me ook nooit zo vrij dat ik meteen zou vragen wat er in godsnaam is gebeurd, maar deze keer vond ik het gepast, vooral omdat ik vroeger het idee had dat de winkel mijn eigendom was, om een onduidelijke reden was deze avondwinkel een belangrijk punt geweest; een punt om af te spreken, een plek om nog snel een fles wijn te kopen, de plek waar de Engelse cake met het roze glazuur werd verkocht.

  ‘Zijn jullie van eigenaar veranderd?’ vroeg ik.

  ‘Al jaren geleden hoor,’ zei een schor pratende vrouw achter de balie.

  Je zou dan dingen kunnen gaan vertellen. Je zou zelfs dingen kunnen gaan vragen, desnoods in huilen uitbarsten, maar toen ik opkeek naar de koelvitrine waar nu bijzondere soorten Spaanse ham lagen en naar de toonbank waar dure koekjes stonden van een banketbakker uit de straat, had ik er opeens geen zin meer in.

  Ook de Engelse cake met het roze glazuur verkochten ze niet meer.

  Toen ik wegliep met een pakje sigaretten hoorde ik geroezemoes, ik draaide me nog voorzichtig om, keek naar de medewerkers achter de balie; ze waren onherkenbaar en ik zag niets meer.

picture-7742

Mijn broertje besloot opeens beveiliger te willen worden.

  Ik vond het meteen al een slechte keuze; bij beveiligers denk ik al snel aan ontspoorde idioten die zich elke avond dronken drinken omdat ze ongelukkig zijn, van die mensen die van de ene op de andere dag totaal kunnen ontsporen en dan toegeven aan de meest

vreselijke dingen.

  Hij zuchtte diep en zei toen: ‘Maar als ik voor mijn negenentwintigste niet miljonair ben, dan overval ik een bank.’

Dat plan had ik ook al langere tijd, ik fietste dan ook grijnzend langs bankfilialen, soms mompelde ik zelfs: ‘Kijk maar uit bankje, jij komt een keer aan de beurt.’

  Hij liet mij zijn werkkleding zien en we moesten lachen om de stropdas die aan zijn boord bevestigd werd met een veiligheidsspeld.

 ‘Of ik schiet een kogel door mijn kop, dat kan natuurlijk ook,’ fluisterde hij.

picture-762

Als ik even na zevenen op de fiets stap word ik opeens angstig.

  Ergens doet het me denken aan de avondklok in de tweede wereldoorlog.

  Ik neem kleine binnenweggetjes die mij enorm doen omfietsen.

  Aan het einde van de straat staan ze dan toch, twee stuks. Ze gebaren dat ik

af moet stappen. ‘Zo meneer, bent u even onverantwoordelijk bezig, waar is uw licht?’

  Ik stap af en kijk met verbijstering naar maar koplamp, en zeg dat ik het niet snap,

dat ik onschuldig ben.

 ‘U heeft geen dynamo meneer, maar u heeft wel een boete, zo onschuldig bent u nu niet meer,’

grijnst de agent.

  Nu weten ze mijn naam, mijn adres en zelfs mijn telefoonnummer.

  Ik scheld binnensmonds terwijl ik de nacht in rijd.

dscn1949

Ooit waren wij van plan geweest handelaars te worden in vodden en lappen, of in tweedehands spullen, of in van alles en nog wat.

  Later zijn we mislukt in al die dingen. Ook in van alles en nog wat.

  Toen de zomer aanbrak besloten we watermeloenen te gaan kweken, we kochten bergen zaad en gingen op zoek naar de beste mest, de plekken waar de zon het felste zou zijn.

  Ook dat is mislukt. We hadden 146 watermeloenen die allemaal angstvallig klein bleven en waarvan de kern uit niet veel meer dan een taaie, onduidelijke substantie bestond.

  Ik stelde voor deze watermeloenen te laten testen in een laboratorium waar ze watermeloenen testen, maar hij vond dat een slecht idee; het was toch al mislukt, zei hij.